Algemene Taalwetenschap
Week 1: Waarom is ATW van belang voor antropologen?

heb je op- of aanmerkingen? aarzel niet! reageer nu!e-mail je reactie op dit college! <vderooij@pscw.uva.nl>


Wat is algemene taalwetenschap?

Wat is de plaats van de Algemene Taalwetenschap ten opzichte van andere wetenschappelijke disciplines?

Taalkundig geïnspireerde antropologische tradities

Taal als issue in de antropologie

Aanbevolen literatuur bij dit college


Wat is algemene taalwetenschap?

Algemene taalkunde is zoals de naam eigenlijk al zegt de studie van taal in zijn algemeenheid. Dat wil zeggen: atw bestudeert taal in al haar facetten en vanuit alle mogelijke perspectieven. Omdat taal een zeer complex en veelzijdig fenomeen is, is het niet zo verwonderlijk dat de algemene taalwetenschap bestaat uit vele verschillende subdisciplines zoals descriptieve of beschrijvende taalkunde, historische taalkunde, vergelijkende taalwetenschap, toegepaste taalwetenschap, theoretische taalwetenschap, en computationele taalkunde.

De descriptieve of beschrijvende taalkunde houdt zich bezig met het beschrijven van liefst ongeschreven en nauwelijks bekende talen. Veel beschrijvende taalkundigen zien het als hun voornaamste taak die talen te beschrijven die te boek staan als 'bedreigde' talen (zie The International Clearing House for Endangered Languages en Anthony Woodbury's Endangered languages). Sprekers van die talen kiezen voor een andere, vaak grotere, meer prestigieuze, geschreven, taal en zullen hun kinderen ook opvoeden in die taal, zodat de oorspronkelijke taal 'uitsterft'. Vaak door middel van langdurig veldwerk verzamelen descriptieve taalkundigen woorden en proberen zo een lexicon van een taal vast te leggen en daarnaast een beschrijving te geven van de grammatica van een taal: wat zijn de klanken van een taal, wat zijn de onderdelen van de woorden en hoe kunnen ze worden samengevoegd, hoe worden woorden in een zin gerangschikt, en hedendaagse beschrijvende taalkundigen proberen ook uit te zoeken wat de gebruiksregels van een taal zijn (hoe stel je bijvoorbeeld een vraag, wie mag je wel of niet direct aanspreken).

Historische taalkunde houdt zich bezig met de studie van taalverandering terwijl vergelijkende taalwetenschap zich richt op het vergelijken van talen met als voornaamste doel het groeperen van talen in taalfamilies. Historisch taalkundig onderzoek maakt gebruik van methoden uit de vergelijkende taalkunde bij het reconstrueren van zogenaamde oer- of prototalen, zoals het Proto-Indo-Europees, waaruit zich door afsplitsing de meeste hedendaagse talen van Europa en Noord India ontwikkeld hebben.

Toegepaste taalkunde is gericht op het bestuderen van talige problemen en het formuleren van oplossingen van deze problemen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan onderzoek naar het leren van Nederlands door allochtonen of onderzoek van kinderen met een lichamelijke (denk aan doof/slechthorendheid, gespleten verhemelte) of geestelijke handicap (bv autisme, Down syndroom) die normale taalontwikkeling bemoeilijkt. Meer informatie over deze discipline vind je in G. Richard Tucker's artikeltje Applied linguistics.

Dan is er de theoretische taalkunde, die zich in eerste instantie bezighoudt met het ontwikkelen van globale theorieën van taal die niet alleen talige data afdoende beschrijven maar ook voorspellingen doen over wat wel en niet mogelijk is in talen. De dominante stroming binnen de hedendaagse theoretische taalkunde is de generatieve taalkunde van Noam Chomsky. Chomsky's taaltheorie benadrukt het universele, aangeboren karakter van het menselijke taalvermogen dat volgens hem (relatief) onafhankelijk is van onze andere cognitieve vermogens. Naast de Chomskiaanse taalkunde spelen ook andere kleinere stromingen binnen de theoretische taalkunde een rol van betekenis, met name de verschillende functionele benaderingen van taal. Functionele benaderingen van taal onderscheiden zich van de Chomskiaanse (en andere pure formele theorieën over taal) door de claim dat de vormelijke aspecten van taal gerelateerd zijn aan de manier waarop taal gebruikt wordt.

De computationele taalkunde is de tak van de taalkunde die momenteel sterk groeiende is en zich vooral richt op het ontwerpen van zogenaamde intelligente software systemen die gesproken en geschreven taal kunnen produceren en interpreteren. Deze vorm van taalkunde heeft aan de ene kant een sterk theoretisch karakter maar wordt tegelijk sterk gestuurd door praktische behoeften uit het bedrijfsleven en is in die zin sterk toegepast van karakter. Op het gebied van de computationele taalkunde zijn de afgelopen jaren enorme successen geboekt. Zo zijn er systemen gekomen die reageren op gesproken commando's en zijn er spraakherkenningsprogramma's die gedicteerde spraak van advocaten of patholoog-anatomen netjes omzetten in mooie text files zodat het niet langer nodig is om iemand op te zadelen met het transcriberen van bandjes. Toegegeven, enige controle achteraf is nog steeds noodzakelijk, omdat ook de nieuwste spraakherkenningsprogramma's nog steeds werken met een foutenmarge die groter is -maar niet veel groter meer!- dan die van een menselijke transcribent. Voor een helder en beknopt artikel over spraakherkenningstechnologie, zie Introduction to speech recognition. Wil je echt meer weten over spraaktechnologie en andere ontwikkelingen in de taaltechnologie, lees dan het on-line boek Survey of the state of the art in human language technology.


Wat is de plaats van de Algemene Taalwetenschap ten opzichte van andere wetenschappelijke disciplines?

Zoals er binnen de taalkunde een grote verscheidenheid is aan specialisaties en deeldisciplines (ik heb hier zeker niet alle behandeld) zo bestaan er ook vele dwarsverbindingen met andere academische disciplines die ervoor gezorgd hebben dat er allerlei interdisciplinaire velden ontstaan zijn.

Als we de atw centraal stellen en alle raakpunten met andere disciplines visualiseren kunnen we goed zien waar interdisciplinaire activiteiten ontplooid worden.

ATW ten opzichte van andere wetenschappen

Het schema geeft niet alle bestaande verbanden weer omdat het anders helemaal niet meer leesbaar zou zijn. Het is vooral bedoeld om duidelijk te maken dat de ATW vele links heeft met andere wetenschappen en in het bijzonder met de sociale wetenschappen, en zoals je ziet zeker met de antropologie. Dat zou je niet mogen verwonderen natuurlijk want je weet inmiddels uit de geschiedenis van het vak dat met name in de Verenigde Staten de antropologie altijd nauw vervlochten is geweest met de taalkunde.


Taalkundig geïnspireerde antropologische tradities

De taalkunde heeft ook een duidelijke stempel gedrukt op het Europese structuralisme, waar de antropologie van Lévi-Strauss sterk beïnvloed is door de grondlegger van het structuralisme Ferdinand de Saussure en door Roman Jakobson's structuralistische fonologie die op haar beurt weer beïnvloed is door het werk van Trubetzkoy. In mindere mate is het denken van Lévi-Strauss trouwens ook beïvloed door de grondlegger van het Amerikaanse structuralisme, Franz Boas. Het Lévi-Struassiaanse structuralisme, vaak bekritiseerd om zijn pre-occupatie met onderliggende structuur en verontachtzaming van betekenis is verder verfijnd in concepten en methodologie in het werk van de Britse antropoloog Leach. De resultaten van de analyses van Leach worden vaak op verbluffend verhelderende manier gebruikt om te verklaren waarom in een bepaalde taal en cultuur dingen op een bepaalde gecategoriseerd worden. Je kunt je natuurlijk afvragen of zijn analyses wellicht niet teveel gestuurd worden door kennis vooraf. Op zo'n manier wordt, ongetwijfeld voor een groot deel onbewust, in de analyse toegewerkt naar een 'oplossing' die mooi past in het eerder gevondene.

enkele genealogieën van taalkundig geïnspireerde antropologische tradities

Een andere lijn van door de taalkunde beïnvloede antropologisch onderzoek begint bij het werk van Boas, Sapir, en Whorf en mondt in de jaren 60 uit in Ethnoscience. Hier werd gepoogd door te dringen tot cultuur-specifieke manieren van classificatie en denken aan de hand van de studie van talige labels voor objecten. Dit onderzoek was voor een groot deel doordrongen van de idee dat talige structuren het denken sturen. Dit idee wordt vaak aangeduid met de term linguistic relativity of, nog minder gelukkig, als de Sapir/Whorf hypothesis. Deze benaming is misleidend omdat Sapir en Whorf nooit zo'n hypothese, een empirisch te testen vooronderstelling, hebben geponeerd. Toch zijn vanaf de late jaren zestig een aantal antropologen en psychologen begonnen om linguistic relativity als hypothese serieus te nemen en empirisch te toetsen. Het inmiddels klassieke kleurenonderzoek van Kay en Berlin is het bekendste vroege voorbeeld hiervan.

Na een dip in dit soort onderzoek die tot ergens in de jaren tachtig aangehouden heeft is er een revival gekomen. Hier in Nederland aan het Max Planck Insitut für Psycholinguistik in Nijmegen is er een onderzoeksgroep Language and Cognition die zich onder andere bezighoudt met spatiale cognitie.

Een derde onderzoekstraditie is de zogenaamde Ethnography of Speaking waarvan Dell Hymes de founding father is. Veel van Hymes' ideeën zijn, zoals hij zelf ook aangeeft, terug te traceren naar Sapir en de Praagse School, een verband van een aantal Tsjechische en Oost- en West-Europese taalkundigen in de jaren 20 en 30 die vooral de sociaal-culturele dimensies van taal benadrukten. Hymes voornaamste idee is dat spreken en communicatie in het algemeen een cultureel-geladen vaardigheid is die cultuur-specifieke kennis vergt.

Hymes' Ethnography of Speaking is later door verschillende met name Amerikaanse linguïstisch antropologen geïntegreerd met het denken over taal en sociale werkelijkheid als elkaar wederzijds constituerende processen of entiteiten. Denk hierbij aan het werk van mensen als Silverstein, Hanks, of Duranti.


Taal als issue in de antropologie

In het voorafgaande hebben we al gezien dat er binnen de antropologie veel belangstelling is voor het verschijnsel taal. Dat is niet zo vreemd natuurlijk want een cultuur of maatschappij zonder talige communicatie is niet voorstelbaar. Als antropoloog krijgen we automatisch te maken met de volgende issues, die hier in kort aangestipt worden maar in de loop van de collegereeks verder worden uitgediept.

Taal en cultuur/wereldbeeld

Hoe de relatie tussen taal enerzijds en cultuur en wereldbeeld anderzijds precies in elkaar steekt is een kwestie die misschien wel nooit definitief opgelost wordt. Dat heeft vooral te maken met het feit dat we eigenlijk niet los kunnen komen van het idee dat 'taal' en 'cultuur' afzonderlijke entiteiten zijn. We zijn ons er meestal onvoldoende van bewust dat als we het hebben over 'taal' en 'cultuur', we het hebben over abstracties of reïficaties van processen die op een zo complexe wijze met elkaar verknoopt zijn dat ze niet afdoende te beschrijven zijn.

Als we onderzoek doen onder mensen die een voor ons vreemde taal spreken worden we automatisch geconfronteerd met het probleem dat zolang we die taal niet op native speaker niveau beheersen we niet in staat zijn door te dringen tot native betekenissen en culturele kennis.

Dit is minder erg dan het op het eerste gezicht lijkt. Immers, hetzelfde probleem doet zich ook voor met mensen die onze eigen taal spreken maar niet tot dezelfde sociale groep behoren of culturele achtergrond hebben. Misschien is het probleem daar nog wel 'gevaarlijker' omdat we ons er in dat soort gevallen niet van bewust zijn. We denken dan bijvoorbeeld dat iemand onbeleefd is, terwijl dat in het geheel niet het geval is. Dit kan veroorzaakt worden door groepsgebonden woordgebruik, intonatiepatronen of lichaamstaal die niet dezelfde betekenis hebben voor verschillende sprekers van verschillende culturele achtergrond. Dit 'probleem' wordt natuurlijk steeds zichtbaarder naarmate meer mensen uit andere culturen Engels, Nederlands, etc. als tweede taal leren. Als gevolg hiervan is de afgelopen jaren de belangstelling voor de studie van interculturele communicatie sterk gegroeid.

Het feit dat we in onze interacties met anderssprekenden als gevolg van onze non-native competence in de andere taal bepaalde native kennis moeten ontberen, lijkt een gebrek maar is dat niet. Onze ontoereikende kennis en, daaruit voortvloeiend, niet-begrijpen noopt ons tot diepere en intensievere interactie met de mensen onder wie we veldwerk verrichten. Ook tijdens de analyse van gesprekken na afloop van het veldwerk stimuleren raadselachtige, onbegrijpelijke passages tot diepere analyse en vaak tot een dieper begrip van meer dan alleen die duistere passage.

Taal en cognitie/denken

Niet alleen is er een relatie tussen taal en cultuur, er bestaat ook een interface taal-cognitie (en cognitie staat natuurlijk ook weer in wisselwerking met wat we cultuur noemen). Ook hier geldt weer dat we niet precies weten hoe de relatie in elkaar zit maar dat de twee met elkaar verbonden zijn is wel duidelijk. Uit recent onderzoek blijkt duidelijk dat taal-specifieke structuren aanleiding geven tot specifieke manieren van categoriseren. Categorieën voor richting, plaats, ruimte, tijd blijken niet simpelweg universeel te zijn maar voor een belangrijk deel taal-specifiek. Het is duidelijk dat dit gegeven van belang is voor de antropoloog die ernaar streeeft het denken van anderen te begrijpen.

Taal als medium van socialisatie

We staan er niet altijd bij stil, maar tegelijkertijd met het aanleren van hun moedertaal krijgen kinderen ook een instrument in handen om door middel van talige interactie met anderen cultuur-specifieke kennis te verwerven van de wereld. Of, als we het vanuit een tegengesteld perspectief bekijken: met het leren van een taal leert het kind noodzakelijkerwijs van alles over cultuur en sociale relaties. Op deze manier bezien, is taalverwerving niet simpelweg het aanleren van een medium voor cummunicatie in de ééndimensionale zin van informatie-overdracht, maar veeleer een proces dat zeer nauw verweven is met processen van socialisering en enculturering.

Taal als vormgever en schepper van sociale structuren

We spreken vaak over een bepaalde samenleving en 'haar sociale structuur' en daarmee lijkt het alsof die sociale structuur een gegeven is, een vastliggende set van normen en regels die bepalen hoe de leden van die samenleving zich ten opzichte van elkaar gedragen. Natuurlijk hebben we hier weer te maken met een misleidende objectificering van iets wat in feite een procesmatig karakter is.

Wat we sociale structuur noemen bestaat niet zonder menselijk handelen. Het is menselijk handelen dat sociale structuur produceert en reproduceert. Taal als voornaamste medium van sociale interactie speelt hierin een cruciale rol. Met wat we zeggen en de manier waarop we het zeggen geven we vorm aan de sociale (micro-)structuur waarvan we deel uitmaken.

Taal en sociale identiteit

Waarom praten vrouwen anders dan mannen, bejaarden anders dan tieners, hip-hoppers anders dan hakkers? Dat heeft te maken met de zeer sterke kracht van taal als middel om je sociale identiteit uit te drukken. Iemand's manier van spreken geeft ons een heleboel aanwijzingen over diens sociale identiteit. Sprekers kunnen op creatieve wijze omgaan met de sociaal-betekenisvolle variatie in taalgebruik. Omdat bij verschillende sociale identiteiten verschillende soorten taalgebruik horen, kun je als je dat wil 'wisselen' van identiteit door van taalgebruik te veranderen. Dit 'wisselen' kan ook binnen één en dezelfde interactie, of zelfs binnen één en dezelfde taaluiting plaatsvinden.

Taal als medium van communicatie in onderzoek

Spreken is een alledaagse bezigheid waarover we niet al te veel nadenken. Zoals al een paar keer benadrukt echter, komt er bij spreken nogal wat cultuur- en taal-specifieke kennis kijken waarvan de spreker zich vaak niet bewust is. Dit kan aanleiding geven tot onbedoeld wederzijds onbegrip en misverstanden. Het is daarom belangrijk als antropoloog speciale aandacht te schenken aan het verwerven van dit soort kennis die nodig is om de spreker van een andere taal te begrijpen en om zelf door de ander begrepen te worden op de manier die je bedoelt.

Analyse van talige onderzoeksgegevens

Zo gauw je begint met het uitwerken van opnamen van interviews zul je merken dat er in talige interactie zo veel subtiliteiten zitten dat het onmogelijk is deze allemaal op papier weer te geven. De meeste antropologen en andere sociale wetenschappers zijn ook helemaal niet geïnteresseerd in deze subtiliteiten en dat is jammer omdat juist deze kleine, schijnbaar onbelangrijke, dingetjes een zeer belangrijke rol spelen in de interactie.

Aarzelingen, versprekingen, intonatie, volumeverschillen, woordkeus, variatie in uitspraak, codeswitching, en andere stilistische strategieën kunnen belangrijk en vaak essentieel zijn in het interpreteren van wat gezegd wordt.


Aanbevolen literatuur bij dit college

Als je meer wilt weten over de geschiedenis van taalkundig geïnspireerde antropologische onderzoekstradities, kun je onder meer de volgende auteurs raadplegen:

de Beaugrande (1991), Ch.3 Edward Sapir (pp.34-57), Ch.5 Kenneth Pike (pp.88-121) [!de Beaugrande's stijl is nogal taai, dus alleen te doen als je echt gemotiveerd bent; in dit boek vind je ook chs over John Rupert Firth en M.A.K. Halliday, beiden Britse taalkundigen die in hun werk flink beïnvloed zijn door Malinowski's denken over taal]
Duranti (1997:52-60) [goede korte schets van de Boasiaanse traditie]
Foley (1997), Ch.4 Structuralism (pp.92-105) [Lévi-Strauss, Leach], Ch.5 Cognitive Anthropology (pp.106-130) [ethnoscience en verdere ontwikkelingen], Ch.10 Linguistic Relativity and the Boasian Tradition.
Hymes & Fought (1975: 78-100) [bespreking van het belang van Boas, Sapir, en Whorf in de Amerikaanse structuralistische taalkunde; met vele verwijzingen naar andere relevante gedeelten in het boek]
Palmer (1996), Ch.2 Three Traditions in Linguistic Anthropology (pp.10-26) [compact overzicht van de Boasiaanse taalkunde, Ethnosemantics of Ethnoscience, en de Ethnography of Speaking]

Literatuursuggesties bij de hierboven besproken issues in de antropologie die met taal te maken hebben zullen op de pagina's van de desbetreffende colleges geplaatst worden.


Verwijzingen

Beaugrande, Robert de (1991). Linguistic theory: The discourse of fundamental works. London: Longman.

Duranti, Alessandro (1997). Linguistic anthropology. Cambridge: Cambridge University Press.

Foley, William A. (1997). Anthropological linguistics: An introduction. Oxford: Blackwell Publishers.

Hymes, Dell & John Fought (1975). American structuralism. The Hague: Mouton.

Palmer, Gary B. (1996). Toward a theory of cultural linguistics. Austin: University of Texas Press.

terug naar het begin van deze pagina

terug naar de ATW home page


All text and images on these pages (citations and images from other sources excepted)
© Vincent A. de Rooij